Winnaars 2017
Juryrapporten Dr. C. J. Roosprijs 2017
Na afloop van de sessie Topproefschriften op 20 april 2017 in Maastricht werden voor de dertiende achtereenvolgende keer de Dr. C. J. Roosprijzen voor de beste klinische patiëntgebonden promotieonderzoeken uitgereikt. De jury was als volgt samengesteld: dr. L. van Bloemendaal (winnares eerste prijs 2016), prof.dr.H.A.H.Kaasjager, prof. dr. M.M. Levi, prof. dr. A.E.Meinders, dr. J.C.Roos (voorzitter) en dr. P.M. Stassen.
De juryleden hebben onafhankelijk van elkaar twintig proefschriften beoordeeld volgens een vast puntensysteem en in vergadering de prijzen als volgt verdeeld:
Eerste prijs
De eerste prijs ging naar dr. Daan van Twist, voor zijn proefschrift getiteld: “The renin-angiotensin system in the hypertensive kidney.” Zijn proefschrift kwam tot stand tijdens zijn opleiding tot internist en is een voorbeeld van relevant, klinisch patiëntgebonden onderzoek. Door rechtstreekse infusie van angiotensine(1-7) (ang (1-7) in de a.renalis en met behulp van selectieve meting van de nierdoorstroming ( renal blood flow,RBF) bij hoog en laag zoutgebruik kon hij vast stellen dat ang (1-7) een vaatverwijdend effect heeft in de nier, maar afhankelijk van de mate van activatie van het renine-angiotensine systeem (RAS). Ook exogene RAS-stimulatie met angiotensine-II verminderde dit vaatverwijdende effect. Dit resultaat werd bevestigd bij vergelijking van het effect van ang (1-7) infusie bij eenzijdige nierarteriestenose, waarbij de RBF van de aangedane nier niet toenam, in tegenstelling tot die in de contralaterale niet-aangedane nier. In een vergelijkbare proefopstelling kon hij aantonen dat er een fundamenteel verschil is tussen de eenzijdige nierarteriestenose als gevolg van fibromusculaire dysplasie en die als gevolg van arteriosclerose. In het laatste geval is er sprake van activatie van het RAS-systeem, en heeft infusie van ang(1-7) geen toename van de RBF, terwijl dat bij eenzijdige fibromusculaire dysplasie wel aantoonbaar was. De oorzaak van het verschil in resultaat van reparatie van eenzijdige nierarteriestenose (tegenvallend bij arteriosclerose) zou verklaard kunnen worden door een intactere microvasculatuur bij fibromusculaire dysplasie.
Tweede prijs
Het proefschrift getiteld “Diagnosis, management and prognosis of symptomatic and incidental pulmonary embolism” is de neerslag van enkele multicenter-trials, met voor de individuele patiënt belangrijke klinische implicaties. Daarom doet het de jury veel genoegen de tweede prijs toe te kennen aan dr. Paul L. den Exter. Over de diagnostiek, de therapie en waar die moet plaatsvinden, moeten bij iedere patiënt met een verdenking van een longembolie individueel beslissingen genomen worden en in de laatste tientallen jaren is daarin vooruitgang geboekt. Dit onderzoek gaat daarin verder. Zo blijkt dat de Wells-regel in combinatie met de D-dimeertest zowel bij vroege als late presentatie een fout negatief resultaat geeft bij slechts 0.5% van de patiënten. In een prospectief onderzoek bleek dat een progressief hogere afkapwaarde van de D-dimeertest bij oudere patiënten (10x de leeftijd in jaren) bij een lage voorafkans op longembolie niet méér fout-negatieve resultaten opleverde (0.3%) na drie maanden, dan de lage afkapwaarde van 500mg/L. Subsegmentale longembolie, nu dank zij multidetector CT-scan op te sporen, verschilt wat betreft risicoprofiel en uitkomst niet van de meer centraal gelokaliseerde longembolie. Het proefschrift geeft voorts meer inzicht in verschillende klinische beslisregels met betrekking tot wel of niet thuis behandelen, en maakt aannemelijk dat een bepaling van het natriuretisch peptide NT-proBNP als aanvulling aan de Hestia criteria voor de risicostratificatie voor thuisbehandeling geen toegevoegde waarde heeft. Longembolie als toevalsbevinding bij kankerpatiënten had geen wezenlijk andere prognose dan symptomatische longembolie bij deze categorie van patiënten.
Derde prijs
Pijn, delier, en palliatieve sedatie zijn in de kliniek enorme problemen die relatief weinig aandacht krijgen in wetenschappelijk onderzoek. Het aantal onbeantwoorde vragen is onafzienbaar en het is daarom met veel genoegen dat de jury de derde prijs toekent aan dr Astrid Oosten voor haar proefschrift getiteld “Outcomes of treatment with opioids,”. In een retrospectief onderzoek vergeleek zij terminale patiënten met en zonder palliatieve sedatie (PS); daarbij bleek dat de patiënten met PS veel hogere doses opioïden kregen als pijnbestrijding dan de patiënten zonder PS, waarmee naast de constatering dat deze patiënten meer en ernstiger pijn hadden, het vermoeden dat opiaten delier in de hand werken steun ondervond. In een farmacokinetisch onderzoek van subcutane en transdermale toediening van fentanyl vond zij naast flinke variaties in farmacokinetiek, dat overschakelen van subcutane op transdermale toediening stijging geeft van de plasmaconcentraties met toegenomen bijwerkingen, als gevolg waarvan het schema aangepast moet worden. Ook gaat zij in op de farmacokinetiek van oraal en subcutaan toegediend morfine en deed zij onderzoek naar genetische en klinische factoren die een rol spelen bij het falen van pijnbestrijding bij kankerpatiënten. Dit proefschrift benadert het enorme probleem van de pijnbestrijding en palliatieve sedatie bij terminale patiënten met onderzoeksmiddelen uit diverse disciplines, en slaagt erin een aantal vragen met klinische consequenties te beantwoorden. Er blijft nog veel over en de jury hoopt dat collega Oosten meer van zich zal laten horen.
Maastricht, 20-april 2017